-
1 persoon
2 [juridisch] person4 [taalkunde] person♦voorbeelden:de juiste persoon • the right personeen zanger en een danser in één persoon verenigd • a singer and dancer (all) rolled into onetien gulden per persoon • ten guilders per person/headéén per persoon • one each(dit recept is) voor vier personen • (this recipe) serves foureen tafel voor één persoon • a table for oneik sprak Peter in eigen persoon • I spoke to Peter himself/in personze kwam in (hoogst)eigen persoon • she came personally/in personin de persoon van • in the person of -
2 vertebra
n. ruggewervel[ və:tibrə] 〈meervoud: meestal vertebrae [-brie:]〉♦voorbeelden: -
3 Peripheriegerät
-
4 dank
-
5 overblijfsel
1 [datgene wat overgebleven is; afval, restant] reste 〈m., meestal meervoud〉 ⇒ 〈 van bouwwerken〉 ruines 〈v., meervoud〉♦voorbeelden: -
6 tripe
tripe [triep]〈v.〉4 trijp ⇒ meubelpluche, velours d'Utrecht♦voorbeelden:1 tripes à la mode de Caen •〈 pens met saus〉 -
7 kletspraat
kletspraat, kletspraatje♦voorbeelden:ontvankelijk zijn voor kletspraat • prêter une oreille complaisante aux potinsdie kletspraat die over haar de ronde doet • les ragots qui courent sur son compte -
8 youth
n. jeugd; jongeling[ joe:θ] 〈meervoud: youths [joe:ðz]〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:from youth onwards • van jongs af (aan)III 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden: -
9 gezeur
-
10 munition
n. munitie, lading--------v. munitie leveren, oorlogstuig aanvoeren[ mjoe:nisjn] 〈 meestal meervoud〉 -
11 Ei
Ei〈o.; Ei(e)s, Eier〉1 ei2 〈 sport en spel〉ei, bal♦voorbeelden:ein taubes Ei • een windeikümmere dich nicht um ungelegte Eier! • maak je geen zorgen vóór de tijd!ein Ei legen • (a) een ei leggen; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 iets uitbroeden • 〈 (c) vulgair〉 drollen draaiendu bist ja kaum aus dem Ei gekrochen! • je bent nog niet droog achter je oren!sich gleichen wie ein Ei dem andern • als twee druppels water op elkaar lijken¶ 〈 informeel〉 das ist ein dickes Ei • (a) dat is een (verdomd) moeilijke zaak; (b) een brutaliteit • (c) een blunder; (d) uitstekend〈 informeel〉 ach, du dickes Ei! • jeminee!, goeie genade! -
12 bar
n. stang; tralie; tussenschot; wegversperring; salon; bar--------prep. zonder; behalve---------v. op slot doen, sluiten; versperrenbar1[ ba:]♦voorbeelden:bar of gold • baar goudbar of soap • stuk zeep4 a medal with a bar on the ribbon • een medaille met een balk/gesp op het lint→ horizontal horizontal/, parallel parallel/♦voorbeelden:be tried at (the) bar • in openbare terechtzitting berecht wordenIII 〈zelfstandig naamwoord; meestal Bar; the; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:————————bar2〈werkwoord; barred〉♦voorbeelden:2 bar oneself in/out • zichzelf binnen/buitensluiten————————[ ba:ring] 〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:all bar one • alle(n) op één nabar none • zonder uitzondering -
13 Knochen
Knochen〈m.; Knochens, Knochen〉1 been, bot, knook3 〈informeel; meestal pejoratief〉kerel, vent♦voorbeelden:2 seine Knochen hinhalten müssen • voor iemand, iets moeten opdraaiendiese Arbeit geht auf die Knochen • dit werk maakt je kapotsich bis auf die Knochen blamieren • zich onsterfelijk belachelijk maken〈 meestal figuurlijk〉 bis auf, bis in die Knochen • in merg en been, in hart en nierenmit heilen Knochen davonkommen • er heelhuids af komen -
14 cello
n. cello (muziekinstrument) -
15 crow's-foot
-
16 frailty
-
17 rumbling
adj. gerommel, rommelend geluid--------n. roddel[ rumbling] -
18 study
n. werkkamer; onderzoek; studie--------v. leren; onderzoeken; bestuderen; studerenstudy1[ studdie] 〈meervoud: studies〉1 studie ⇒ monografie, werk, thesis; oefenschets/schilderij♦voorbeelden:→ brown brown/1 studie ⇒ het studeren, onderzoek; aandacht, attentie♦voorbeelden:————————study2〈 studied〉1 studeren ⇒ les(sen) volgen, college lopen♦voorbeelden:study up on • bestuderenstudy for the Bar • voor advocaat studerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 nastreven ⇒ behartigen, in het oog houden♦voorbeelden: -
19 ton
-
20 topicality
n. actualiteit; verblijfplaats[ toppikælətie] 〈meervoud: topicalities; meestal meervoud〉
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский